Sinds vorig jaar is de wetgeving rondom de milieueffectrapportage (m.e.r.) gewijzigd. Hierdoor is ook bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling een formeel besluit nodig. Dit betekent dat bij veel ruimtelijke plannen in een vroeg stadium de raad of het college zich moet uitspreken of een m.e.r. gewenst of noodzakelijk is. Om vertraging van het planproces te voorkomen, moet hiermee in een vroegtijdig stadium rekening worden gehouden.
De achtergrond
Voor we verder gaan enige achtergrondinformatie. De m.e.r. is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r.
In onderdeel C en D van de bijlagen van dit besluit is aangegeven bij welke plannen sprake is van een activiteit waarvoor een m.e.r. moet worden doorlopen. Dit betreffen veelal zware industriële functies, (intensieve) veehouderijen en bijvoorbeeld aanleg van infrastructuur. De activiteiten in de C-lijst hebben een m.e.r.-plicht als deze de genoemde drempelwaarden overschrijden. Bij activiteiten in de D-lijst geldt in hetzelfde geval alleen een m.e.r.-beoordelingsplicht. Als een plan de drempelwaarden niet overschrijdt, is verder nog steeds sprake van de verplichting om een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Aangezien veel plannen kunnen worden geschaard onder de brede term ‘stedelijk ontwikkelingsproject’, die als activiteit is genoemd in de D-lijst, is in de praktijk voor veel plannen een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig.
Vooraf besluit nodig
Dan nu de wetswijziging. Die houdt kortweg in dat er nu ook procedureregels voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling gelden. De regels houden in dat het bevoegd gezag vóóraf een besluit moet nemen of er al dan niet een m.e.r.(-beoordeling) uitgevoerd moet worden. Dit geldt zowel bij bestemmingsplannen als bij ‘projectafwijkingen’ (afwijkingen van het bestemmingsplan middels een omgevingsvergunningprocedure).
Bij voornoemde wetswijziging is het met name van belang dat zowel overheid als initiatiefnemer zich bewust is van wat dit concreet betekent voor het planproces. Het is niet meer voldoende tegelijkertijd met het opstellen van bestemmingsplantoelichting of een ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de projectafwijking een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling uit te voeren en deze te noemen of op te nemen in de voornoemde stukken. Er moet voorafgaand hieraan al een besluit genomen worden door het bevoegde gezag. Strikt genomen moet dit besluit worden toegevoegd aan de bestemmingsplan-toelichting of de ruimtelijke onderbouwing.
Aanmeldnotitie
Het bevoegde gezag moet het besluit nemen op basis van een ‘aanmeldnotitie’, die dus ook voorafgaand aan alle andere voor de ruimtelijke procedure benodigde stukken moet worden opgesteld. Dit is zodanig vroeg in het planproces dat vaak niet alle milieuonderzoeken gereed zullen zijn of een uitgewerkt plan voorhanden zal zijn. Bij veel projecten zal dus al vroeg nagedacht worden over een goede aanpak en werkplanning om één en ander in goede banen te leiden en geen onnodige vertraging op te lopen.
Bij SAB zijn wij ons in ieder geval zeer bewust van de gevolgen van de voornoemde wetswijziging voor de planvormingspraktijk en kunnen u hierover desgevraagd nader informeren en adviseren.