Op 10 juni 2016 is een ontwerp Provinciale Ruimtelijke Verordening ter inzage gelegd door de provincie Noord-Holland. Het is de bedoeling dat deze eind 2016 wordt vastgesteld. In de nieuwe Verordening moet een aantal zaken beter of anders worden geregeld ten opzichte van de bestaande Verordening. Met name de begrippen ‘bestaand bebouwd gebied’ versus ‘landelijk gebied’ en de regeling ten aanzien van het verstedelijkingsverbod in het landelijk gebied gaan op de schop.
Het is zonder meer toe te juichen dat de provincie blijvende aandacht heeft om de provinciale belangen goed te borgen. Het is goed dat de provincie er op toeziet dat zorgvuldig met de schaarse ruimte wordt omgegaan. Ons kwetsbare landelijk gebied dient in beginsel vrij te blijven van nieuwe bebouwing, zodat de bijzondere waarden (rust, openheid) blijven behouden. De vraag is wél of de provincie met de nieuwe Verordening bereikt wat ze wil bereiken.
Het punt is dat wanneer een bestemmingsplan bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State aangevochten wordt de rechter aan de letterlijke tekst van de Verordening toetst. Aan bedoelingen die eraan ten grondslag liggen wordt in de praktijk niet of nauwelijks getoetst. Om die reden halen bestemmingsplannen het niet bij de rechter en om deze reden ondervinden gemeenten en marktpartijen hinder.
Als bestaand bebouwd gebied werd beschouwd: ‘de bestaande of de bij een -op het moment van inwerkingtreding van de verordening- geldend bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing, uitgezonderd bebouwing op agrarische bouwpercelen en kassen’. Onder toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing wordt mede begrepen de daarbij behorende bebouwing ten behoeve van openbare voorzieningen, verkeersinfrastructuur alsmede stedelijk water en stedelijk groen van een stad, dorp of kern‘. Als landelijk gebied wordt gezien: ‘het gebied, niet zijnde het bestaand bebouwd gebied’.
De ruimte tussen bebouwing is volgens de definitie dus landelijk gebied. Dat is merkwaardig, want in overduidelijk stedelijke gebieden zijn genoeg onbebouwde ruimtes aanwezig, die volgens de Verordening nu als landelijk gebied moeten worden beschouwd. Verder is het vreemd dat er genoeg kassen in stedelijk gebied aanwezig zijn, die ook als landelijk gebied moeten worden aangemerkt. Het gaat nog verder: op een plek in stedelijk gebied waar sloop en nieuwbouw plaatsvindt, waarbij de nieuwbouw niet geheel voldoet aan het bestemmingsplan, moet die nieuwbouw ook als landelijk gebied worden aangemerkt! Een gebouw dat wordt teruggebouwd na de bestaande bebouwing te hebben gesloopt, laten we zeggen in hartje Amsterdam, met een andere hoogte dan is toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan moet dus worden aangemerkt als landelijk gebied. Deze laatste weeffout wordt (nog) niet herkend en dit leidt ertoe dat met de nieuwe ontwerp Ruimtelijke Verordening mogelijk nog niet wordt bereikt wat in mijn optiek wordt beoogd, namelijk de bescherming van het landelijk gebied. De verordening verwijst nu naar het begrip bestaand stedelijk gebied, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening, maar dit begrip is met een ander idee in het leven geroepen en leidt bovendien op zichzelf al weer tot onduidelijkheid.
Natuurlijk is het belangrijk dat plannen regionaal worden afgestemd, maar moet dit voor elk plan gelden? Zou een gemeente binnen het stedelijk gebied niet veel meer speelruimte moeten hebben? Een stad is immers nooit af; er zijn constant ontwikkelingen. Wat te denken van ‘kleine’ ontwikkelingen? Wat we belangrijk vinden, is dat er niet zomaar nieuwe bedrijventerreinen, nieuwe woonwijken, recreatieparken en wat al niet meer in ons kwetsbare landelijk gebied bijkomen. De beste manier om het landelijk gebied te beschermen, is en blijft dan ook de gebieden aan te wijzen, geometrisch te begrenzen dus. Dit kan je een Provinciaal Landschap noemen; omgekeerd kunnen ook de rode contouren worden aangewezen. In het digitale tijdperk is dit technisch een koud kunstje en leidt het tot een duidelijkere verbeelding van wat eigenlijk de provinciale doelstelling is. Het vergt alleen een getrouwe en zorgvuldige inventarisatie van het landelijk gebied.