Ruimtelijke ontwikkeling vraagt om een samenspel tussen partijen met vaak uiteenlopende belangen. Steeds vaker wordt participatie daarbij zelfs voorgeschreven via wet- en regelgeving, zoals straks in de Omgevingswet. Maar voor een stedenbouwkundige of planoloog met een béétje beroepseer is die wetgeving niet de belangrijkste drijfveer.
Participatie is in ons vakgebied al decennia een belangrijk instrument om tot een breed gedragen plan te komen. Als straks de Omgevingswet ingaat, zijn overheden ook echt verplicht om bij bepaalde plannen aan te geven wie zij hierbij hebben betrokken, wat de uitkomsten daarvan zijn en hoe zij invulling geven aan hun participatiebeleid.
Woningcorporaties met een sociaalmaatschappelijke opdracht, commerciële projectontwikkelaars, ondernemers die zich willen vestigen op een nieuw industrieterrein, toekomstige bewoners van een woningbouwproject die zich vooral ergens thuis willen voelen, gemeenten, hoeders van historische waarden en diersoorten die bescherming verdienen: hoe kom je samen tot een optimale leefomgeving voor zo veel mogelijk betrokkenen?
Het antwoord op die vraag begint bij oprechte interesse in de mensen voor wie je leefomgevingen creëert, vindt Arnold Meijer, senior stedenbouwkundige en partner bij SAB adviseurs in ruimtelijke ontwikkeling. ‘Als stedenbouwkundige wil ik mooie en toekomstbestendige plannen maken waarin in de volle breedte aandacht is voor aspecten die wij én de samenleving waar wij deel van uitmaken, belangrijk vinden! Daarom wil ik zo vroeg mogelijk in gesprek gaan met alle betrokkenen.’
Impact op mensenlevens
Zijn plannen kunnen een enorme impact hebben op mensenlevens, realiseert Arnold zich. ‘Neem bijvoorbeeld mensen die door hun sociaaleconomische positie niet echt zelf aan het stuur van hun leven zitten bij een basisrecht als wonen. Daar wil ik als stedenbouwkundige mijn uiterste best voor doen! Als je bent aangewezen op een sociale huurwoning en de woningbouwvereniging kondigt aan dat ze jouw buurt gaan slopen of renoveren; dat betekent nogal wat!’ Hij is even stil, alsof hij de betekenis van zijn woorden nog even goed wil laten landen.
‘In zo’n geval ben ik het liefst al op de hoogte van de inhoud van het sociaal plan dat de woningcorporatie moet hebben bij sloop of renovatie. Daarin worden de rechten van de huurders vastgelegd: hebben mensen recht op terugkeer? En zo ja, hoe? Mensen meteen betrekken bij het bespreken van de mogelijkheden en beperkingen heeft veel invloed op de gemoedstoestand waarmee ze naar een eerste informatieavond komen. Meedenken over de toekomst van “hun” buurt willen mensen altijd, zolang ze zich maar serieus genomen voelen.’
Zo herinnert Arnold zich een project waarbij bewoners al vóór de eerste informatiebijeenkomst een brief op hun deurmat vonden met de mededeling dat hun buurt zou worden gesloopt. ‘Alles weg, waar jij al jaren woont met je buren, misschien wel bent opgegroeid! Natuurlijk kun je het nooit iedereen helemaal naar de zin maken. Maar als je op zo’n manier begint, kun je je voorstellen dat het extra moeilijk wordt om samen nog tot een gedragen plan te komen.’
Snorharen
Met een weldoordacht participatietraject kun je wensen en ideeën ophalen van de betrokkenen, hun creativiteit aanboren en verwachtingen managen over de invloed die ze kunnen uitoefenen. Zo vroeg mogelijk je snorharen gebruiken kan ook zienswijzen achteraf voorkomen. Dat hebben Arnold en zijn collega-stedenbouwkundige Frank Maas inmiddels wel geleerd. Hun samenwerking gaat al ruim vijftien jaar terug. In die tijd hebben ze een doeltreffende aanpak ontwikkeld om bewoners bij hun plannen te betrekken. Frank: ‘Wij zijn ooit eens de Rozenbuurt in Nijmegen ingegaan, een kleine volksbuurt die op de lijst stond om gesloopt dan wel gerenoveerd te worden. We wilden zien, horen, ervaren hoe mensen er samenleefden. Op basis van gesprekken hebben wij dat toen in kaart gebracht als basis voor een stedenbouwkundig plan.’ In de jaren erna hebben Arnold en Frank deze persoonlijke benadering verder ontwikkeld, waarbij ze bewoners onder andere laten puzzelen met schaalmodellen van woningen, groen en voorzieningen op posters van het plangebied. Welke waarden en kenmerken zien ze graag terugkomen in hun nieuwe woonbuurt (zoals ‘een open buurt’, ‘variatie’), welk type woningen zouden zij op welke plekken willen terugzien?
Concreet en tastbaar
Bij een volgende bijeenkomst keren Arnold en Frank terug met maquettes van verschillende scenario’s, die als “puzzelstukken” in de omliggende bebouwing te plaatsen zijn. Een lekker concrete, tastbare manier om je plannen te presenteren. Arnold: ‘Ik hou wel van maquettes, omdat deze de ruimtelijkheid van je plan heel goed laten zien. Je kunt zo een veel concreter beeld geven van de opbouw van je stedenbouwkundige plan, en meerdere mogelijkheden naast elkaar laten zien.’
De Kolkakkerbuurt, een tuindorp in Ede en de Oranjebuurt in Breukelen zijn hiervan twee mooie voorbeelden.
(foto links) Marinus Jacobs woont al 64 jaar in de Kolkakkerbuurt, Ede. Als lid van de bewonerscommissie was hij bij alle informatie- en bewonersavonden om mee te denken over de renovatie en nieuwbouw in ‘zijn’ tuindorp. Hij heeft een hele map vol met knipsels uit kranten, informatiebulletins en van de bewonersavonden verzameld.
‘Veel buurtbewoners heb ik echt beter leren kennen tijdens het hele proces van plannen maken, sloop en renovatie en het verhuizen naar onze nieuwe oude buurt! Wat het rare is: voor de renovatie waren er mensen die hier al jaren woonden en als je die tegenkwam, dan keken ze je met de kont nog niet aan! Na de renovatie en alle bewonersavonden ontstond echt een kluitje van betrokken bewoners: we hielpen elkaar met de verhuizingen, we hadden het over de plannen en we kijken een beetje naar elkaar om. Hartstikke mooi!’
In Breukelen worden de bewoners al vroeg meegenomen in het proces en zien ze de noodzaak van de sloop en renovatie van hun buurt. Frank wordt zichtbaar enthousiast als hij terugdenkt aan de eerste bewonersbijeenkomst. ‘Dat was heel bijzonder: iedereen dacht in mogelijkheden. Wij kwamen terug met een heleboel nuttige feedback. Dan ga je vol energie aan de slag met de eerste ontwerpen om te komen tot een breed gedragen stedenbouwkundige visie!’
Alternatieven bij grote groepen
Bij honderden deelnemers aan een bewoners- en omwonendenavond wordt de aanpak met posters, schaalmodellen en maquettes wel een uitdaging. Als je het op die manier aanpakt, heb je echt wel een begeleider per tafel van zo’n acht deelnemers nodig. Maar er zijn goede alternatieven, vindt landschapsarchitect Vera Hetem. ‘We werken ook wel met een vereenvoudigde vorm van deze aanpak door mensen Post-Its met hun wensen te laten plakken op posters van het plangebied. Bij de volgende bijeenkomst laten we dan de voorstellen van de bewoners in uitgewerkte ontwerpschetsen zien op posters of een beeldscherm.’
Ook gebruiken Vera en haar collega-ontwerpers graag een alternatief dat populair werd in ‘coronatijd’: de Mentimeter.
Met deze interactieve presentatiesoftware kunnen mensen ‘live’ tijdens een bijeenkomst feedback geven op vragen en stellingen via hun telefoon, tablet of laptop. Anoniem, maar de reacties verschijnen wel ‘real time’ op het beeldscherm. In ‘coronatijd’ gebeurde dit dus volledig online tijdens Teams-bijeenkomsten. Vera ziet een duidelijk voordeel aan het gebruik van de Mentimeter: ‘Je haalt in één keer feedback op van de hele groep. Als je in kleinere groepjes aan de slag gaat, dan kan de sfeer en input per tafel best verschillen; met de Mentimeter ziet iedereen het totaalplaatje van de hele groep verschijnen. En nog een voordeel: degenen die normaalgesprokken stil op de achterste rij zitten te luisteren, geven nu ook hun mening. Daarnaast durven sommigen zich eerlijker uit te spreken, denk ik. Daarmee wordt ons onderzoek representatiever.’
Ruimtelijke visie
In de gemeente Gemert-Bakel gebruikt projectleider en stedenbouwkundig ontwerper Lotte van Veldhuizen de Mentimeter. Deze groene, historische gemeente in Brabant ziet zich voor een flinke woningbouwopgave gesteld. De komende tien jaar moeten er 2.400 woningen bijkomen binnen een gemeente van 31.364 inwoners (jan. 2023). SAB helpt de gemeente met het opstellen van een ruimtelijke visie voor Deel-Groenesteeg. Lotte: ‘We onderzoeken of er in dit gebied 500 tot 800 woningen gerealiseerd kunnen worden. Dat zou een flinke tegemoetkoming zijn aan de woningbehoefte.’
Er is nog geen ruimtelijke visie voor dit gebied, dat nu nog grotendeels een agrarische bestemming heeft én gedeeltelijk buitenstedelijk gelegen is.
(Foto inloop 2e bewonersavond 15-5-2023, v.l.n.r. : projectleider / stedenbouwkundig ontwerper Lotte van Veldhuizen van SAB, een bewoner, projectleider gemeente Gemert-Bakel Sander Kern, bewoner, wethouder Hanneke Koppens)
Natuurlijk gaat Lottes onderzoek veel verder dan alleen het ophalen van input tijdens bewonersavonden. ‘We bekijken met ons projectteam goed welke bestaande kwaliteiten, kansen en knelpunten er in het gebied zijn. En voordat we een visie of ontwerp maken, willen wij ook de wensen en ideeën van belanghebbenden onderzoeken.’ Na een eerste informatieavond voor de huidige omwonenden en grondeigenaren van het gebied vond op 15 mei een breder toegankelijke bijeenkomst plaats voor alle geïnteresseerden. Enkele tientallen aanwezigen beantwoordden vragen en stellingen, bijvoorbeeld aan welke woningtypes behoefte is, welke eigenschappen van het huidige gebied behouden moeten blijven en welke parkeermogelijkheden er moeten komen. Na de informatieavond is de Mentimeter twee weken lang nog online in te vullen op de projectpagina, om zo veel mogelijk mensen uit de regio de kans te geven hun wensen en ideeën te delen.
En dan is het weer aan Lotte en haar projectteam om aan de slag te gaan met die input. ‘In een volgende bijeenkomst leggen wij op basis van die input een concept-visie voor. Daarbij laten we zien hoe we de verzamelde wensen en ideeën verwerkt hebben en is er uiteraard ruimte om de visie verder aan te scherpen.’
Theorie, praktijk en gevoel
‘Bij bepaalde onderwerpen zijn er grote verschillen tussen theorie, praktijk en gevoel, zoals bijvoorbeeld over het thema verkeer’, is de ervaring van onze planoloog. ‘Mensen die in het plangebied wonen vinden de toegangswegen bijvoorbeeld vaak te druk, verkeersspecialisten constateren iets anders.’ Lotte knikt. ‘Daarom benadruk ik tijdens het presenteren van de Mentimeter-vragen ook dat wij juist de ervaringen van de mensen die nu al in het gebied wonen, serieus nemen. En is het zaak om goed onderzoek te verrichten, juist ook op die gevoelig liggende thema’s. Wij zetten onze voelsprieten natuurlijk veel breder uit dan alleen op dit soort bijeenkomsten.’
Goed begin
In maart 2023 presenteerde onderzoeker Jetske Bouma van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) het rapport ‘Betrokken burgers, onmisbaar voor een toekomstbestendige leefomgeving’. De scope van het rapport is veel breder dan ruimtelijke ontwikkeling alleen en gaat specifiek over burgerparticipatie. Toch is het een interessant onderzoek om hier aan te halen, omdat Jetske onder meer benoemt hoe in de ruimtelijke ordening en stedenbouw al veel ervaring is opgedaan met ‘breed luisteren’ en een bottom-up benadering, iets wat bijvoorbeeld in klimaatbeleid de laatste jaren pas op gang komt. En met het visueel maken van informatie, waarmee je een bredere doelgroep kunt bereiken. Het belang van wat Arnold Meijer ‘je snorharen gebruiken’ en Lotte van Veldhuizen ‘je voelsprieten uitzetten’ noemt.
Een goed begin is het halve werk. Bij ruimtelijke opgaven is zo vroeg mogelijk écht luisteren naar alle geluiden van alle betrokkenen, essentieel om tot een gedragen plan te komen. Dus ook naar weerstanden, eigen burgerinitiatieven en belangengroepen. Het doel is niet ‘consensus’, maar je best doen om een zo prettig en gezond mogelijke leefomgeving te creëren voor zo veel mogelijk mensen, met oog voor de al aanwezige bebouwde en natuurlijke omgeving.