Blog door een van onze ecologen bij SAB
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) ingegaan, die de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en Boswet vervangt. Er lijken zich al een paar praktische voordelen af te tekenen nu we een paar weken op weg zijn. Leidt deze nieuwe wet tot meer draagvlak voor natuurbescherming?
Draagvlak
Als ecoloog ben ik er natuurlijk voorstander van dat waardevolle natuur in Nederland wettelijk wordt beschermd. Maar in de praktijk zie ik ook dat met name de Flora- en faunawet het draagvlak voor natuurbescherming juist ondermijnt. Draagvlak voor natuurbescherming is in mijn optiek zeer belangrijk voor een leefbare wereld. De natuur kan geen eigen stem laten horen en met natuurbescherming is op korte termijn geen droog brood te verdienen. Tegelijkertijd blijft de mens absoluut afhankelijk van de natuur, ook als je drie hoog achter in het centrum van Amsterdam woont. Er moet dus draagvlak zijn om voldoende middelen te verkrijgen om de waardevolle natuur te behouden.
Algemeen maar toch beschermd
Een voorbeeld van draagvlakvernietiging is het wettelijk beschermen van algemeen voorkomende soorten. Je zou toch denken dat het voor de kleine modderkruiper, die zowat in elke Nederlandse sloot voorkomt, niet nodig is dat deze aanvullend wordt beschermd? Toch was hier onder de Flora- en faunawet sprake van. Gevolg was dat bijvoorbeeld bij een demping van een sloot vaak volgens een ecologisch werkprotocol gewerkt moest worden om schade aan de kleine modderkruiper zoveel mogelijk te beperken. Waarom? Not a clue. Onder de Wet natuurbescherming heeft de kleine modderkruiper geen beschermde status meer. Deze wet lijkt zijn doel dus beter te bereiken: het beschermen van zeldzame plant- en diersoorten.
Lange procedure
Een ander voorbeeld, dat draagvlak voor natuurbescherming ondermijnt, is de vertraging die ruimtelijke ontwikkelingen kunnen oplopen door de noodzaak van het uitvoeren van een volledig ecologisch onderzoek en het aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet. Onder de Flora- en faunawet was de route vaak als volgt. Met een quick scan flora en fauna werd getracht zoveel mogelijk beschermde plant- en diersoorten op voorhand in het plangebied uit te sluiten. Voor de soorten waarbij dat niet lukte, werd nader onderzoek uitgevoerd. Als bleek dat daadwerkelijk beschermde soorten aanwezig waren, was een ontheffing van de RVO noodzakelijk om de ruimtelijke ontwikkeling toch door te laten gaan. De RVO verleende enkel de ontheffing als een goed plan was bedacht om de schade aan de beschermde soorten zoveel mogelijk te voorkomen (mitigatieplan).
Het nader onderzoek was verplicht, omdat de RVO een ontheffingsaanvraag zonder een volledig onderzoek niet in behandeling nam. Daarnaast was vaak een ontheffing nodig, omdat onder de Flora- en faunawet verstoren van verblijfplaatsen ook verboden was. Met een beetje pech was je al gauw anderhalf jaar verder voor je eindelijk aan de slag mocht, met als gevolg een hoop ergernis en niet te vergeten financiële gevolgen.
Snellere oplossingen?
Met de Wet natuurbescherming lijkt het erop dat er andere, snellere en voor de natuur net zo goede oplossingen mogelijk zullen zijn. Verstoren van nest- en verblijfplaatsen is niet langer verboden. Voor enkel het verstoren van bijvoorbeeld een verblijfplaats van de gewone dwergvleermuis lijkt dan ook geen ontheffing meer nodig te zijn. Als uit nader onderzoek dan blijkt dat verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis aanwezig zijn, kun je een gedegen mitigatieplan opstellen en dit zonder ontheffing direct uitvoeren. Het niet aan hoeven vragen van een ontheffing scheelt in de praktijk al gauw vier maanden.
In sommige gevallen mag zelfs het nader onderzoek achterwege worden gelaten. Soms kun je na een quick scan een goede inschatting maken van wat er maximaal aan verblijfplaatsen op de locatie zou kunnen zitten. Als je dit worst case-scenario netjes mitigeert, is hoogstens sprake van verstoring terwijl de functionaliteit van alle mogelijk aanwezige verblijfplaatsen behouden blijft. Je kunt hier qua tijd al gauw een jaar mee winnen.
Als het allemaal sneller en net zo goed kan, zullen naar mijn idee initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen eerder geneigd zijn om rekening te houden met beschermde natuur. Ook het feit dat alleen maar zeldzame natuur beschermd is, helpt bij het begrip voor natuurbescherming. De kans is dus groot dat met wettelijk minder bescherming het draagvlak voor natuurbescherming toeneemt, wat uiteindelijk zelfs positief uitpakt voor de natuur. Ik volg de nieuwe ontwikkelingen hoe dan ook op de voet!