Met het eerste zomerse, zonnige weer van dit weekend was het mooi om te zien hoe de Tichelbeekse Waard bij Zutphen door de bewoners gebruikt wordt. De uitgestrekte graslanden langs de IJssel zijn een jaar na aanleg weer prachtig groen. Wandelaars, hondenuitlaters en hardlopers gebruiken volop de recreatieve paden, het schipbrugpad en de zitplekken langs de IJssel. Het nieuwe stadsbalkon en de traptreden langs de Kanonsdijk bieden je een mooi uitzicht op de torens van Zutphen en de witte, statige panden langs de IJsselkade. De Tichelbeekse Waard vormt zo een prachtig nieuw uitloopgebied vanuit de stad en de hoven. SAB heeft met veel plezier het ontwerp gemaakt.
Spelregelkaart en inspiratieboek voor woongebied De Pas in Elst
Met het aanbieden van de spelregelkaart en het inspiratieboek aan wethouder Jan van Baal is woensdag 8 mei het participatietraject voor het woongebied De Pas in Elst succesvol afgesloten. De gemeente Overbetuwe, en de ontwikkelende partijen Amvest en BPD zijn blij met de resultaten die in een intensieve en inspirerende samenwerking met de omwonenden, toekomstige bewoners en geïnteresseerde tot stand zijn gekomen.
‘Bewoners van Elst overhandigen spelregelkaart en inspiratieboek voor woongebied De Pas aan de wethouder!’
SAB heeft samen met Iris Advies dit proces met veel plezier en enthousiasme begeleid.
De spelregelkaart en het inspiratieboek zijn het startpunt voor de ontwikkeling van het stedenbouwkundig ontwerp, beeldkwaliteitsplan en het bestemmingsplan. We hebben met elkaar een robuust en stevig raamwerk vastgelegd van groene structuren en woongebieden.
De Pas moet een levendige nieuwe woonwijk worden voor Elst die past bij de dorpse en huiselijke sfeer van Elst. Een groene en duurzame wijk willen mensen graag, waar je prettig met elkaar samenleeft. SAB werkt de komende tijd met verder aan de plannen die nodig zijn om De Pas uiteindelijk te kunnen realiseren!
Oorlogsmonument Achterveld onthuld
Met het onthullen van het oorlogsmonument is het C.M. de Vorplein in Achterveld gereed. SAB heeft het plein als nieuw brandpunt in het dorp ontworpen. Ontmoeting stond daarbij centraal, de ‘huiskamer’ van Achterveld.
De nazaten van oorlogshelden Johan en Jans van Dijk hadden de wens om hen te herdenken met een monument. Johan en Jans hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog gestrande geallieerden en gevluchte Joodse mensen opgevangen en verborgen gehouden voor de Duitse bezetter. Daarvoor hebben zij na de oorlog de eretitel ‘Dragers van het Verzetsherdenkings-kruis’ en de eretitel ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’ gekregen. Deze laatste eretitel wordt namens Yad Vashem verleend aan hen die hulp boden aan de Joodse medemens.
“De meeste mensen zwijgen, een enkeling stelt een daad”
Op verzoek van de gemeente hebben Frank Maas en Luuk Cornelissen het monument ontworpen. Geen alledaagse opdracht, maar vooral een eervolle opdracht. Het monument is op dodenherdenking 2019 onthuld door de burgemeester van de gemeente Leusden.
Regio van de Toekomst: Arnhem – Nijmegen – Foodvalley
SAB maakte samen met enkele andere bureaus onderdeel uit van een van de zes ontwerpteams van het project ‘Regio van de Toekomst’. De beroepsgroepen NVTL en BNSP initieerden dit project, dat voor een deel ten dienste stond van de totstandkoming van de Nationale Omgevingsvisie. Het team waartoe SAB behoorde spitste zich toe op het scheppen van een toekomstbeeld voor de nieuwe regio Arnhem – Nijmegen – Foodvalley, met als tijdshorizon 2060.
Een visie voor een “nieuwe” regio betekende voor het ontwerpteam het opstellen van een gezamenlijke agenda. Alleen met een gedeelde economie kan deze nieuwe regio zich ontwikkelen tot een samenhangende en autonome regio. Op basis van de bestaande (economische) karakteristieken van de regio is het acquisitieprofiel voor 2060 vormgegeven op basis van de thema’s ‘food’, ‘health’ en ‘water’. Hiertoe heeft het team een nieuw kennis- en innovatie ecosysteem en watersysteem ontwikkeld voor de regio.
Lees meer over dit project via deze link
Ervaringen met de aanmeldingsnotitie m.e.r.
We hebben eerder op de SAB-site aandacht besteed aan de actualiteit inzake de m.e.r.(milieueffectrapportage). Voor heel veel ruimtelijke plannen is een toetsing inzake het Besluit m.e.r. nodig, omdat een ‘stedelijk ontwikkelingsproject’ als m.e.r.-plichtige activiteit wordt aangemerkt. Er dient een formeel besluit te worden genomen of een m.e.r. doorlopen wordt. Ten behoeve hiervan dient een aanmeldingsnotitie te worden opgesteld. Inmiddels hebben we hiermee enige ervaring opgedaan.
Wanneer nodig?
Allereerst is het belangrijk te vermelden dat de aanmeldingsnotitie niet alleen bij een bestemmingsplanprocedure nodig is, maar ook bij een omgevingsvergunning voor een buitenplanse afwijking (waarvoor dan een ruimtelijke onderbouwing dient te worden opgesteld). Ook is er geen ondergrens wat betreft de omvang van het plan (zoals wel het geval is bij de Ladder voor duurzame verstedelijking). Formeel dient dus ook bij een zeer klein ruimtelijk plan (bijvoorbeeld één woning) een aanmeldingsnotitie te worden geschreven.
De inhoud van een notitie
Het is niet voorgeschreven hoe de aanmeldingsnotitie dient te worden opgebouwd. Het is wel belangrijk dat er wordt ingegaan op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten. Mede gezien voorgaande stellen wij de aanmeldingsnotitie doorgaans op in de vorm van een vormvrije m.e.r.-beoordeling. De meeste ruimtelijke plannen zullen immers onder de gestelde drempelwaarden blijven.
In de aanmeldingsnotitie moet de vraag worden beantwoord of er sprake is van belangrijke milieueffecten. Vaak zal in de notitie gebruik worden gemaakt van onderzoeken die in het kader van het bestemmingsplan of de ruimtelijke onderbouwing worden uitgevoerd. Wel moet er aandacht voor zijn, dat in de onderzoeken de juiste vraag wordt gesteld: niet uitsluitend of het plan planologisch-juridisch uitvoerbaar is, maar óók wat de concrete milieueffecten op de omgeving zijn. Dit betekent dat het verstandig kan zijn bijvoorbeeld een akoestisch onderzoek breder in te steken.
De aanmeldingsnotitie vormt een apart document, dat formeel geen deel uit hoeft te maken van het bestemmingsplan of de ruimtelijke onderbouwing. De aanmeldingsnotitie is in die zin te vergelijken met een besluit tot verlening van een hogere waarde inzake de Wet geluidhinder; dit is eveneens een separate procedure, waarvan uitsluitend melding hoeft te worden gemaakt in het bestemmingsplan.
Procedure
Het formele m.e.r.-besluit moet worden genomen vóórdat het ontwerp van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwing in procedure gaat. Het bevoegde gezag dat het formele besluit neemt kan zowel de gemeenteraad of het college zijn. Hierbij geldt dat degene die bevoegd is het besluit waarop de aanmeldingsnotitie betrekking heeft, voor te bereiden of te nemen tevens bevoegd is het formele m.e.r.-besluit te nemen. Bij een bestemmingsplan kan dat zowel de gemeenteraad zijn (die het bestemmingsplan vast stelt) als het college (dat het ontwerp voorbereidt). Bij een omgevingsvergunning is dit het college.
Jurisprudentie
Er is nog geen concrete jurisprudentie over de aanmeldingsnotitie. We verwachten wel dat er nog jurisprudentie zal worden gevormd, aangezien de aanmeldingsnotitie tegenwoordig voor zeer veel ruimtelijke projecten dient te worden opgesteld en dit ongetwijfeld voor discussie zal zorgen.
Gelderse inpassingsplannen Natura 2000-gebieden vastgesteld
Op 27 september jl. heeft Provinciale Staten van Gelderland vijf PIP’s (provinciale inpassingsplannen) voor PAS-maatregelen in Natura 2000-gebieden vastgesteld. SAB mocht de provincie het afgelopen jaar adviseren over en assisteren bij de planologisch-juridische werkzaamheden. Zo werden niet alleen de inpassingsplannen door SAB opgesteld, maar ook procedure-gerelateerde zaken zoals het opstellen van de zienswijzennota’s.
In veel Natura 2000-gebieden is er sprake van een overschot aan stikstof. Dit is schadelijk voor de natuur en zet de vergunningverlening ten behoeve van economische ontwikkeling ‘op slot’. De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) heeft ontplooiing van economische activiteiten en het beschermen en ontwikkelen van natuur tot doel. Onderdeel van het PAS is een samenhangend pakket van ecologische herstelmaatregelen om de effecten van stikstof op natuur te verminderen.
De provincie Gelderland is verantwoordelijk voor de uitvoering van een deel van deze maatregelen. Deze maatregelen spelen in 13 verschillende gebieden en zijn opgenomen in gebiedsanalyses. In zes van de dertien gebieden hebben de uit te voeren maatregelen direct effect op het huidige grondgebruik en de huidige bestemming inclusief gebruiksvoorschriften. Daarnaast speelt juridische afdwingbaarheid (gedoogplicht, onteigening) van PAS-maatregelen een rol. Dit speelt specifiek op gronden die niet in eigendom zijn en waar géén overeenstemming is met de eigenaar over de uitvoering van de PAS-maatregelen.
Gezien de PAS-urgentie is SAB medio 2017 gestart met het opstellen van 6 Provinciale InpassingsPlannen (PIP) voor de volgende gebieden: Binnenveld (gemeente Ede), Stelkampsveld (gemeente Lochem), Lingegebied & Diefdijk-zuid (gemeente Lingewaal), De Bruuk (gemeente Groesbeek), Willinks Weust (gemeente Winterswijk) en Korenburgerveen (gemeente Winterswijk).
Elk van de zes gebieden vraagt een eigen benadering en daardoor een voor het gebied eigen planologisch juridische regeling.
Vijf van de zes inpassingsplannen zijn in september jl. door Provinciale Staten vastgesteld. Het zesde inpassingsplan wordt opnieuw in procedure gebracht vanwege een gewijzigd ontwerp. Daar wordt momenteel door SAB nog aan gewerkt; voor de overige vijf plannen zijn de werkzaamheden afgerond.
Bureauexcursie Valencia
Met SAB zijn we onlangs een lang weekend op excursie gegaan naar Valencia. Al op donderdagavond kwamen we aan en betrokken we ons hotel midden in de binnenstad. Op vrijdagochtend werd door Boris van Guiding Architects een bevlogen en zeer interessante rondleiding door de binnenstad gegeven. Op basis van de vele kaarten en beelden die hij bij zich had, maakte Boris heel aanschouwelijk hoe Valencia ontstaan is vanuit een oorspronkelijk Romeinse nederzetting en inmiddels is uitgegroeid tot de derde stad van Spanje. Later op de middag was er tijd en ruimte voor ontspanning en om gezellig op één van de vele zonovergoten terrasjes van de stad neer te strijken, of om de stranden te bezoeken natuurlijk.
Op de zaterdag nam Boris ons mee op de fiets. De tocht voerde door de oude bedding van de voormalige Turia-rivier; een echte regen-rivier die in vroeger tijden regelmatig de stad deed overstromen en daarom inmiddels is omgelegd zuidelijk van de stad. Een sterk staaltje waar wij, als Arnhems bureau wel aan kunnen refereren: in Arnhem is de Neder-Rijn immers in de late middeleeuwen juist richting de stad verplaatst; precies het omgekeerde als in Valencia dus. Boris liet zien hoe aanvankelijk de bedoeling was om een brede verkeersweg door de oude rivierbedding te leggen; gelukkig is evenwel later ervoor gekozen hier toch een mooi park aan te leggen.
Het woord ‘regen’ viel al, en niet helemaal voor niets. Want intussen was het wel gaan regenen en zelfs onweren. Het park overstroomde en daardoor kwamen we enigszins doorweekt aan bij de ‘Stad van de Wetenschap en de Kunsten’, het indrukwekkende futuristische complex van Calatrava waar Valencia vermaard om is. Zelfs in de regen ronduit spectaculair! We vervolgden we de trip, gezien de weersomstandigheden, vanaf hier met de bus. Na een lunch met echte authentieke Valenciaanse paella deden we de haven en ten slotte ook nog een echte volkswijk van Valencia aan. De dag sloten we af met een heerlijke cocktail aan het strand.
De zondagochtend had iedereen nog even tijd om de stad in te duiken voor we in de middag weer richting Nederland togen. Samengevat was het een prachtige excursie!
Vooraf m.e.r.-besluit nodig bij veel ruimtelijke plannen
Sinds vorig jaar is de wetgeving rondom de milieueffectrapportage (m.e.r.) gewijzigd. Hierdoor is ook bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling een formeel besluit nodig. Dit betekent dat bij veel ruimtelijke plannen in een vroeg stadium de raad of het college zich moet uitspreken of een m.e.r. gewenst of noodzakelijk is. Om vertraging van het planproces te voorkomen, moet hiermee in een vroegtijdig stadium rekening worden gehouden.
De achtergrond
Voor we verder gaan enige achtergrondinformatie. De m.e.r. is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r.
In onderdeel C en D van de bijlagen van dit besluit is aangegeven bij welke plannen sprake is van een activiteit waarvoor een m.e.r. moet worden doorlopen. Dit betreffen veelal zware industriële functies, (intensieve) veehouderijen en bijvoorbeeld aanleg van infrastructuur. De activiteiten in de C-lijst hebben een m.e.r.-plicht als deze de genoemde drempelwaarden overschrijden. Bij activiteiten in de D-lijst geldt in hetzelfde geval alleen een m.e.r.-beoordelingsplicht. Als een plan de drempelwaarden niet overschrijdt, is verder nog steeds sprake van de verplichting om een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Aangezien veel plannen kunnen worden geschaard onder de brede term ‘stedelijk ontwikkelingsproject’, die als activiteit is genoemd in de D-lijst, is in de praktijk voor veel plannen een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig.
Vooraf besluit nodig
Dan nu de wetswijziging. Die houdt kortweg in dat er nu ook procedureregels voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling gelden. De regels houden in dat het bevoegd gezag vóóraf een besluit moet nemen of er al dan niet een m.e.r.(-beoordeling) uitgevoerd moet worden. Dit geldt zowel bij bestemmingsplannen als bij ‘projectafwijkingen’ (afwijkingen van het bestemmingsplan middels een omgevingsvergunningprocedure).
Bij voornoemde wetswijziging is het met name van belang dat zowel overheid als initiatiefnemer zich bewust is van wat dit concreet betekent voor het planproces. Het is niet meer voldoende tegelijkertijd met het opstellen van bestemmingsplantoelichting of een ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de projectafwijking een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling uit te voeren en deze te noemen of op te nemen in de voornoemde stukken. Er moet voorafgaand hieraan al een besluit genomen worden door het bevoegde gezag. Strikt genomen moet dit besluit worden toegevoegd aan de bestemmingsplan-toelichting of de ruimtelijke onderbouwing.
Aanmeldnotitie
Het bevoegde gezag moet het besluit nemen op basis van een ‘aanmeldnotitie’, die dus ook voorafgaand aan alle andere voor de ruimtelijke procedure benodigde stukken moet worden opgesteld. Dit is zodanig vroeg in het planproces dat vaak niet alle milieuonderzoeken gereed zullen zijn of een uitgewerkt plan voorhanden zal zijn. Bij veel projecten zal dus al vroeg nagedacht worden over een goede aanpak en werkplanning om één en ander in goede banen te leiden en geen onnodige vertraging op te lopen.
Bij SAB zijn wij ons in ieder geval zeer bewust van de gevolgen van de voornoemde wetswijziging voor de planvormingspraktijk en kunnen u hierover desgevraagd nader informeren en adviseren.
Maak kennis met: Arnold Meijer, stedenbouwkundige van nature
Sinds 1 december 2017 ben ik als stedenbouwkundige werkzaam bij SAB. En hoewel een overstap van werkgever een grote verandering vormt blijf ik onveranderd nieuwsgierig, onbevangen, ambitieus en tegelijkertijd realistisch.
Rijkdom
Als stedenbouwkundige heb ik overal in Nederland aan uiteenlopende projecten mogen werken. Een rijkdom aan opgaven, zowel in schaal en in abstractie. De projecten waaraan ik een bijdrage aan lever zijn voor zowel gemeenten, projectontwikkelaars en woningbouwcorporaties. Juist deze variatie maakt dat ik telkens weer geniet van de afwisseling van mijn bijdragen als stedenbouwkundige!
Spin in het web
Als stedenbouwkundige ben ik graag de spin het web. Met aandacht voor de belangen van betrokkenen zoek ik naar het meest gedragen plan. De ‘ontmoeting’ en het gesprek maken hier belangrijke onderdelen uit. Ik ben er dan ook op uit de voorstellen die ik maak te verdiepen op basis van de feedback die ontvang. Er is immers niets mooier dan het maken van plekken die betekenis hebben voor de betrokkenen en toekomstige gebruikers?
Ieder proces is dan ook anders, het zijn maatwerkaanpakken, waarin de ontmoetingen tussen opdrachtgevers, bewoners en belanghebbenden van doorslaggevende betekenis zijn.
Plekken met een verhaal, de betekenisvolle plek
Als stedenbouwkundige ben ik op zoek naar het verhaal van de plek, datgene wat de plek uniek maakt of het een bijzondere betekenis geeft. Deze ‘verhalen’ en eigenschappen geven de ontwerpvoorstellen een onderscheidend vermogen en maakt dat ze een plek krijgen in de geschiedenis van de stad of het dorp. Juist dat onbekende of onbenoemde naar boven halen en laten spreken dat is wat mij boeit en de ontwerpvoorstellen een uniek karakter geeft.
Ambitieus en maakbaar
Als stedenbouwkundige droom ik de stad of het dorp van overmorgen. Daarbij maak ik schetsen, tekeningen, visualisaties en maquettes die deze dromen inzichtelijk maken. Een helder en krachtig basisidee vormt de basis voor een genuanceerd ontwerp waarin ook maakbaarheid een doorslaggevende rol krijgt. Want laat ik eerlijk zijn, dromen is mooi maar een plan realiseren nog veel mooier!
Amsterdam en Arnhem
Als stedenbouwkundige kan ik in heel Nederland actief zijn. Zo ben ik vanuit SAB zowel actief in Arnhem als in Amsterdam. Dat maakt dat ik iedere dag kan genieten van de veelkleurigheid van Nederland. Juist deze verschillen in combinatie met de uiteenlopende aard van mijn opdrachten maakt dat ik iedere dag weer uitkijk naar het leveren van mijn bijdrage aan mooie en prettige leefomgevingen voor iedereen!
Er werd mij als ‘nieuwkomer’ gevraagd iets te schrijven over wat mij boeit en waar ik blij van wordt. Ook buiten het werk vier ik vanuit dezelfde houding mijn leven. In mijn vrije tijd loop ik een halve marathon en droom ik van een hele. Speel ik bandy in het schaatsseizoen. Daarnaast zijn er nog wat hobby’s waarvan mijn Italiaanse motoren de meeste aandacht krijgen.
Stadsbalkon in Zutphen krijgt vorm
Het door SAB ontworpen “stadsbalkon” bij Zutphen is bijna gebouwd! Vanaf het fraai vormgegeven platform hebben wandelaars een prachtig uitzicht over de uiterwaarden en de oude stad. Met het hoge water van de afgelopen weken leverde dit een uniek plaatje op. Op onze website vindt u meer informatie over ons ontwerp voor het stadsbalkon en de Tichelbeeksewaard, waarin dit uitkijkpunt ligt.
Prinses Máxima Centrum opgeleverd
De komende maand zal de langverwachte opening van het Prinses Máxima Centrum in Utrecht plaatsvinden!
De afgelopen jaren is hard gewerkt aan de ontwikkeling van dit kinderziekenhuis. Het Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie wordt het grootste instituut voor kinderkanker van Europa. Begin 2016 ging de eerste paal de grond in van de nieuwbouw. In de afgelopen twee jaar is er door de bouwers hard gewerkt om het gebouw te realiseren zoals LIAG dat heeft ontworpen. Donderdag 5 april jl. hebben de bouwers de sleutel overgedragen aan het Prinses Máxima Centrum. Enkele afdelingen zijn nu al van start gegaan. Op 18 mei a.s. wordt de het kinderziekenhuis feestelijk geopend.
Wij zijn trots een bijdrage te hebben geleverd aan de totstandkoming van dit prachtige initiatief!
Bron afbeeldingen: LIAG
Raad Rhenen stelt parkeerplan vast
Op 6 maart 2018 heeft de gemeenteraad van Rhenen het ‘Paraplubestemmingsplan Parkeren’ ongewijzigd vastgesteld. SAB heeft dit bestemmingsplan in opdracht van de gemeente verzorgd. Wij zijn verheugd dat de gemeente tijdig een deugdelijke parkeerregeling voor haar grondgebied heeft weten vast te leggen!
Reparatiewet BZK
Sinds 29 november 2014 zijn, als gevolg van de Reparatiewet Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) 2014, de stedenbouwkundige voorschriften uit de bouwverordening komen te vervallen. Alle stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening moeten sindsdien worden opgenomen in bestemmingsplannen. Een van de consequenties van het vervallen van de stedenbouwkundige voorschriften, is dat vanaf dat moment van het verlenen van een omgevingsvergunning niet meer op basis van de bouwverordening kan worden getoetst aan gemeentelijke parkeernormen. Hiervoor geldt een overgangstermijn tot 1 juli 2018.
Paraplubestemmingsplan
Aangezien de overgangstermijn dit jaar afloopt, heeft de gemeente Rhenen besloten om met een paraplubestemmingsplan haar parkeerbeleid met parkeernormen juridisch-planologisch vast te leggen. De opzet van het paraplubestemmingsplan is zodanig dat alle ‘onderliggende’ bestemmingsplannen van kracht blijven. De herziening bestaat uitsluitend uit het toevoegen van een uniforme regeling ten aanzien van parkeren aan alle ‘onderliggende’ bestemmingsplannen. Voor het overige blijven de vigerende bestemmingsplannen dus gewoon gelden. Enkel voor de gronden waar reeds sprake was van een deugdelijke, op maat gesneden parkeerregeling is gekozen om dit niet mee te nemen in het paraplubestemmingsplan.
Dynamische verwijzing
In de regels van dit plan is een flexibele regeling opgenomen via een ‘wetinterpreterende regeling’, ook wel ‘dynamische verwijzing’ genoemd. Concreet is vastgelegd dat een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel slechts wordt verleend, indien is aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. ‘Voldoende’ betekent hier dat tenminste wordt voldaan aan het gemeentelijk parkeerbeleid zoals neergelegd in de ‘Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds’ (d.d. 14 april 2011). Daarnaast is vastgelegd dat indien het gemeentelijk parkeerbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, er getoetst zal worden aan het nieuwe beleid. De regeling voorziet tenslotte in een afwijkingsbevoegdheid om enige flexibiliteit te bieden.
Vragen
Naast de gemeente Rhenen hebben wij ook voor de gemeenten Best en Hillegom de parkeernormen in een paraplubestemmingsplan vastgelegd. Momenteel maken wij ook parapluplannen parkeren voor de gemeenten Maasdriel, Lisse, Teylingen en Gorinchem. Heeft u ook interesse om parkeernormen of ander gemeentelijk beleid voor uw grondgebied vast te leggen dan helpen we u daar graag mee!
Kennismiddagen Omgevingswet
De Omgevingswet komt er nu echt aan! 2018 zal niet gehaald worden, maar om hierop in 2019 goed voorbereid te zijn, organiseren Dirkzwager advocaten & notarissen en SAB Adviseurs in ruimtelijke ontwikkeling een drieluik van kennismiddagen over de Omgevingswet. Zet de volgende donderdagen vast in uw agenda: 21 september, 12 oktober en 9 november 2017.
Stand van zaken Omgevingswet
De behandeling van de ontwerp-AMvB’s van de Omgevingswet in de Eerste Kamer is afgerond. De volgende stap is dat advies wordt gevraagd aan de Raad van State over de AMvB’s. Aanbieding van de AMvB’s aan de Raad van State gebeurt gelijktijdig met de aanbieding van het wetsvoorstel voor de Invoeringswet, zodat deze in samenhang kunnen worden beoordeeld.
Diepgang
Nu de inhoud van de ontwerp Invoeringswet en de onderliggende ontwerp AMvB’s bekend zijn kunnen we meer de diepte in duiken op verschillende onderdelen van de wet. De drie onderwerpen die wij voor u hebben geselecteerd, hebben betrekking op de belangrijkste ruimtelijke instrumenten, zoals de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Ook de financiële kant van de nieuwe wetgeving is natuurlijk van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk.
Op 21 september 2017 organiseren Dirkzwager en SAB de eerste Kennismiddag uit deze reeks met als onderwerp “De omgevingsvisie en het omgevingsplan in de praktijk”. Hiervoor nodigen wij u graag uit. Na deze Kennismiddag heeft u een meer concreet beeld van de inhoud van de Omgevingswet en de gevolgen voor de ruimtelijke ordeningspraktijk van de toekomst.
Datum
Donderdag 21 september 2017
Locatie
Dirkzwager advocaten & notarissen, Velperweg 1 te 6824 BZ Arnhem
Voor wie?
Deze bijeenkomst is bedoeld voor medewerkers van gemeenten, provincies, projectontwikkelaars, bouwbedrijven, aannemersbedrijven, woningcorporaties etc.
Programma
13.30 – 14.00 uur
Ontvangst met koffie en thee
14.00 – 14.45 uur
Jasper Molenaar (Dirkzwager) en Mariël Gerritsen (SAB): De Omgevingswet op hoofdlijnen met aandacht voor de Invoeringswet en de opzet van de AMvB’s.
14.45 – 15.30 uur
Henrike Francken (SAB): De Omgevingsvisie
15.30 – 15.45 uur
Pauze
15.45 – 16.30 uur
Jasper Molenaar en Maarten Baneke (Dirkzwager): Het Omgevingsplan
16.30 uur
Borrel
De sprekers
Maarten Baneke is sinds 1982 advocaat en sinds 1987 werkzaam bij Dirkzwager. Maarten heeft ruime ervaring als advocaat voor overheden en bedrijven op het gebied van privaatrecht (gebiedsontwikkeling met alle bijkomende contractuele relaties, grondexploitatie, WVG, onrechtmatige overheidsdaad) en publiekrecht (ruimtelijke ordening, natuurbeschermingsrecht, energie, vergunningverlening, handhaving), zowel in advisering als in gerechtelijke procedures. Hij heeft ruime ervaring met projecten in delfstoffenwinning. Zijn opdrachtgevers zijn (nuts-)bedrijven, overheden (gemeenten, waterschappen), ontgronders en projectontwikkelaars.
Henrike Francken is werkzaam als senior-planoloog en projectleider bij SAB. Opgeleid als sociaal-geograaf is zij gewend om maatschappelijke ontwikkelingen vanuit een ruimtelijke invalshoek te bekijken én te vertalen naar visie en/of beleid. Deze kennis heeft zij reeds in diverse structuur-/omgevingsvisies toegepast, maar ook in specifieke opdrachten zoals een demografisch effectrapport.
Mariël Gerritsen is als senior-planoloog en –projectleider bij SAB betrokken bij diverse grote en complexe gebiedsontwikkelingen. Als adviseur van met name overheden en grote private partijen is ze betrokken bij onder meer bestemmingsplannen en exploitatieplannen voor ruimtelijke ontwikkelingen in het stedelijk gebied. In lopende projecten adviseert ze over en anticipeert ze met enige regelmaat op de komst van de Omgevingswet.
Jasper Molenaar is advocaat bij Dirkzwager advocaten & notarissen. Jasper is sinds 2005 advocaat, hij werkt sinds 2008 op de sectie Overheid en Vastgoed bij Dirkzwager. Hij geeft regelmatig lezingen op het gebied van ruimtelijke ordening en volgt de ontwikkeling van de Omgevingswet vanaf de eerste consultatie op de voet. Hij heeft de afgelopen jaren dan ook al meerdere lezingen verzorgd over dit onderwerp.
Aanmelden
Aanmelden voor deze kennismiddag kan tot uiterlijk 13 september a.s. via info@sab.nl . Aan deelname zijn geen kosten verbonden. Wel is het aantal personen dat de bijeenkomst kan bijwonen, beperkt tot 2 per organisatie. Daarnaast is het totale aantal deelnemers beperkt tot 90 personen. Na aanmelding ontvangt u een routebeschrijving en verdere informatie over de middag.
Graag tot ziens op 21 september a.s.!
klik hier voor de flyer
Nieuwe verplichtingen herziening m.e.r.-richtlijn
Herziening m.e.r.-richtlijn leidt tot nieuwe verplichtingen in m.e.r.-land.
Op 16 mei van dit jaar is de Implementatiewet ‘herziening m.e.r.-richtlijn’ in werking getreden. De formele wetten zijn aangepast; het wachten is alleen nog op de aanpassing van het Besluit milieueffectrapportage. Deze wordt aangepast omdat de herziening ook wijzigingen voor de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling tot gevolg heeft.
Door de wetswijziging verandert de m.e.r.-besluitvorming over projecten, waarmee in de dagelijkse praktijk rekening moet worden gehouden. Hierna ga ik in op vier voor de ruimtelijke ordeningspraktijk belangrijke wijzigingen.
1. Binnen zes weken beslissing over de vormvrije m.e.r.-beoordeling
Als u met het instrument van de vormvrije m.e.r.-beoordeling (soms ook informele m.e.r.-beoordeling genoemd) werkt, dan is het van belang dat u erop alert bent dat het bevoegd gezag de beslissing over de vormvrije m.e.r.-beoordeling bekend moet maken aan de initiatiefnemer. Dit moet gebeuren binnen zes weken nadat de initiatiefnemer alle informatie heeft aangeleverd. Dit geeft duidelijkheid over het vervolg van de procedure. Overigens is kennisgeving en terinzagelegging van de beslissing onder de gewijzigde wetgeving voor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nog steeds niet nodig. Ten aanzien hiervan verandert er dus niets.
2. Meenemen van maatregelen om milieueffecten te vermijden/voorkomen
Als gevolg van de herziening van de m.e.r. richtlijn is nu wettelijk verankerd dat verzachtende maatregelen mogen worden meegenomen in de (vormvrije) m.e.r.-beoordeling. Er is namelijk vastgelegd dat het bevoegd gezag deze nadrukkelijk dient te beschouwen in de beslissing. Dit biedt dus de kans om reeds in een vroeg stadium maatregelen, die effecten kunnen wegnemen, te betrekken in de effectbeoordeling. Het is aannemelijk dat de uitkomst van de beoordeling hiermee gunstiger uitpakt. Wel kan het bevoegd gezag de daadwerkelijke uitvoering van de maatregelen afdwingen, bijvoorbeeld door die als voorschrift aan het besluit te verbinden of door de maatregelen als voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan op te nemen.
3. Monitoring van effecten
Verder heeft de herziening ook tot gevolg dat de initiatiefnemer door het bevoegd gezag verplicht kan worden om de effecten, zoals beschreven in een projectMER, te monitoren. Het is dus belangrijk hier vooraf goed over na te denken! Niet alle effecten hoeven namelijk te worden gemonitord en de soort parameters en tijdsduur mogen ook gericht zijn op de gewenste effecten. Door de monitoring slim in te steken, kan voorkomen worden dat deze verplichting veel moeite, tijd en geld kost en kan toch het gewenste resultaat worden behaald.
4. Passende scheiding van functies
De laatste wijziging die ik hier wil noemen is de plicht dat ‘een passende scheiding’ moet worden gehanteerd als het bevoegd gezag zelf de activiteit wil ondernemen waarvoor een MER moet worden opgesteld. Er kan daarbij worden gedacht aan bijvoorbeeld een bestemmingsplan voor een woonwijk of een bedrijventerrein. De rol van initiatiefnemer en de rol van bevoegd gezag dienen in dat geval door verschillen personen te worden uitgeoefend. Dit is nu nog geen vanzelfsprekendheid, om welke reden de minister een Handreiking opstelt. Deze is in concept gereed en bevat onder meer het voorbeeld dat de ‘bevoegd gezag-taken’ in een m.e.r. worden overgedragen aan de DCMR Milieudienst Rijnmond.
Genoeg dus om over na te denken! Wilt u dat samen met SAB doen, dan kunt u voor meer informatie contact opnemen met SAB.
Wat is gedegen locatie-onderzoek?
De provincie Zuid-Holland stelt in de Verordening Ruimte verplicht dat ontwikkelingen in het landelijk gebied pas mogelijk zijn als onderzocht is dat herstructurering, transformatie of anderszins binnen bestaand stedelijk gebied niet mogelijk is. Je moet met andere woorden ‘locatie-onderzoek’ verrichten en vaststellen dat er niet elders een geschikte(re) locatie beschikbaar is.
Wat betekent dat nu in de praktijk? Is een beoogde ontwikkeling niet altijd ergens anders ’mogelijk’, al was het maar in theorie? En kan je daardoor wellicht nooit voldoen aan de Verordening?
Niet per se. Het betekent wel dat een deugdelijk locatie-onderzoek ten grondslag moet liggen aan een (gemeentelijk) besluit. Dit ondanks het gegeven dat een ontwikkelaar/particulier ergens zal willen ontwikkelen waar hij of zij eigendom heeft of kan verkrijgen. Het is dus voor díe plek waar de gemeente medewerking voor ontwikkeling wordt verzocht. En het is voor díe plek dat de gemeente een afweging maakt of het gevraagde ruimtelijk inpasbaar is. Locatie-onderzoek verwordt daardoor in de praktijk meer tot een kunstje achteraf, bedoeld om te kunnen voldoen aan de Verordening.
Het volstaat blijkens jurisprudentie doorgaans als de gemeente het onderzoek beperkt tot het stedelijk gebied van de eigen gemeente. De op dat moment beschikbare locaties moeten dan bekeken worden (bijvoorbeeld via Funda) en vervolgens worden beoordeeld op relevante criteria van geschiktheid, zoals oppervlakte, de planologische situatie en bereikbaarheid. Wanneer geen van de beschikbare locaties redelijkerwijs voldoet aan de beoogde criteria, die aan de nieuwe ontwikkeling gesteld worden, kan de ontwikkeling in het landelijk gebied doorgaan.
In hoeverre de grondprijs een rol speelt, is mij niet duidelijk, althans ik heb er nog geen jurisprudentie over gezien. Ik bedoel hiermee dat het meer dan aannemelijk is dat gronden gelegen in het stedelijk gebied een hogere grondprijs hebben dan de locatie die de ontwikkelaar in het landelijk gebied heeft of kan verwerven. Dit kan er toe leiden, dat de alternatieve locatie in het stedelijk gebied voor de ontwikkelaar simpelweg te duur is. Om die reden is het alternatief dan niet ‘geschikt’, of anders gezegd: de ontwikkeling is dan financieel niet uitvoerbaar. Het lijkt mij logisch dat dit een legitieme reden kan zijn voor de conclusie dat het alternatief om die reden af valt. Anderzijds kan ook betoogd worden dat het binnenstedelijke alternatief voor de ene ontwikkelaar wellicht financieel niet haalbaar is, maar voor een andere initiatiefnemer wel Hoewel de gemeente een ruimtelijke afweging zal moeten maken, kan zij de eigendomssituatie natuurlijk niet uit het oog verliezen.
Hoe dan ook, om te kunnen voldoen aan de provinciale verordening zal in het geval van een ontwikkeling in het landelijk gebied, meer dan nu wordt gedaan, worden stilgestaan bij (reële) alternatieven in het stedelijk gebied.
SAB maakt schetsontwerp IEKC Lichtenvoorde
In opdracht van gemeente Oost Gelre mogen we aan de slag met een mooi project: het opstellen van een schetsontwerp voor een Integraal Educatief Kindcentrum (IEKC) in Lichtenvoorde.
Herbestemming St. Ludgerusschool
In een eerder opgestelde locatiestudie kwam de locatie van de huidige St. Ludgerusschool in Lichtenvoorde naar voren als voorkeurslocatie. We onderzoeken of het mogelijk is om de bestaande school, een gebouw uit de jaren ’50 met een aanzienlijke cultuurhistorische waarde, te herbestemmen. Het schetsontwerp zal laten zien op welke manier deze locatie plaats kan bieden aan een centrum voor (speciaal) onderwijs voor kinderen van 0-13 jaar, een crèche en voor- en naschoolse opvang. Het nieuwe kindcentrum zal straks namelijk door zo’n 400 kinderen gebruikt worden. Dat vraagt om slimme oplossingen voor bijvoorbeeld het (fiets)parkeren en de ontsluiting.
Participatie als basis
De buurtbewoners en de vertegenwoordigers van de speeltuin denken actief mee tijdens het ontwerpproces. Zij vormen een zogenoemde ‘beginspraakgroep’. Begin mei liepen we met deze groep door het plangebied en maakten we maquettes om te zien welke mogelijkheden er zijn. In mei en juni volgen nog verschillende avonden waarop we samen met de beginspraakgroep verschillende varianten zullen bespreken en uitwerken. Dit helpt ons om het uiteindelijke schetsontwerp op te stellen. We verwachten dat de actieve betrokkenheid van de beginspraakgroep leidt tot een breed draagvlak voor het schetsontwerp vanuit de buurt.
Tijdig aandacht voor ecologie en akoestiek
Al tijdens het opstellen van het schetsontwerp voeren we een quickscan natuur en een akoestisch onderzoek uit. Hierin onderzoeken we respectievelijk de aanwezige flora en fauna in en om het plangebied en de impact van mogelijke geluidsoverlast van spelende kinderen. Door al vroeg in het proces aandacht te schenken aan deze aspecten, kunnen we de uitkomsten meenemen in het ontwerp. Daarnaast zorgen we er met deze aanpak voor dat eventuele vervolgonderzoeken voor flora en fauna tijdig uitgezet kunnen worden. Zo dragen we bij aan een efficiënt verloop van het planproces.
Bestaand bebouwd gebied en de Ladder
Bij de Ladder voor duurzame verstedelijking moet, nadat de behoefte is aangetoond, worden gemotiveerd in hoeverre een nieuwe stedelijke ontwikkeling kan worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. De wetgever wil hiermee natuurlijk voorkomen dat nodeloos ‘maagdelijke’ gronden worden gebruikt, als er binnenstedelijk nog ruimte beschikbaar is.
In de praktijk ontstaat nog wel eens discussie over de vraag of een stedelijke ontwikkeling binnen bestaand bebouwd gebied ligt en of het als gevolg daarvan nodig is om de beschikbaarheid van alternatieve locaties te beoordelen.
Voor het antwoord op deze vraag eerst even terug naar de basis. Op basis van artikel 1.1.1 onder h het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), waarin ook de toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd, wordt onder bestaand stedelijk gebied verstaan: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
In veel gevallen zal de ligging binnen bestaand stedelijk gebied samenvallen met een woonwijk, bedrijventerrein of centrumgebied binnen de bebouwde kom of de (provinciale) rode contour en is er weinig ruimte voor discussie. Maar in enkele gevallen is de situatie minder duidelijk. Wat te doen met bijvoorbeeld een momenteel onbebouwde locatie binnen een bestaande stad of een bestaand dorp?
Het is naar ons idee belangrijk te beseffen dat uit staande jurisprudentie blijkt dat de definitie ‘bestaand stedelijk gebied’ ruimer kan worden opgevat dan misschien vooraf verondersteld zou worden. Onder bestaand stedelijk gebied kunnen bijvoorbeeld ook lintbebouwing, kassengebieden en sportvelden vallen. Interessant is verder dat ook gronden die een ‘stedelijke bestemming’ hebben op grond van het geldende bestemmingsplan zich als bestaand stedelijk gebied kwalificeren. Ook planologische mogelijkheden waarvan nog geen gebruik is gemaakt zijn dus aan te merken als bestaand stedelijk gebied. Een momenteel onbebouwde locatie kan dus, om op het voorbeeld terug te komen, afhankelijk van de bestemming, wel degelijk als bestaand stedelijk gebied worden aangemerkt. Hiermee zou dan een studie naar locatie-alternatieven niet nodig zijn.
Een aspect dat ook van belang is, is dat sommige provincies in hun ruimtelijke verordening de afbakening van het bestaand stedelijk gebied in woord en/of kaartbeeld vastgelegd hebben. Een voorbeeld zijn de provincies Fryslân, Noord-Brabant en Zeeland (in deze laatste provincie bijvoorbeeld wordt lineaire bebouwing langs wegen uitgezonderd). Hiermee moet natuurlijk terdege rekening worden gehouden.
De Ladder zal overigens op 1 juli aanstaande worden gewijzigd. De verwachting is dat de motiveringsplicht voor locaties binnen stedelijk gebied wordt verlicht. Zeker ook in het kader van de ‘nieuwe Ladder’ is het dus zeer relevant om goed in beeld te hebben in welke gevallen er gesproken kan worden van bestaand stedelijk gebied!
Over deze vragen en over andere vragen inzake de Ladder voor duurzame verstedelijking adviseren wij u natuurlijk graag nader. Hiervoor kunt u natuurlijk contact met ons opnemen.
Actualiseringsplicht wordt afgeschaft
De wetgever wil dat gemeenten aan de slag gaan met een omgevingsplan!
Eind januari jl. is het Wetsvoorstel afschaffing actualiseringsplicht bestemmingsplannen ingediend bij de Tweede Kamer. Met invoering van deze wet wordt de actualiseringsplicht voor bestemmingsplannen, die volgt uit de Wet ruimtelijke ordening en de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening, afgeschaft.
Actualiseringsplicht uit de Wro
Bij de invoering van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 is de actualiseringsplicht voor bestemmingsplannen aangescherpt, omdat belangrijk werd gevonden dat gemeenten beschikken over actuele plannen. Bestemmingsplannen moeten nu nog binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw worden vastgesteld. Gemeenten zijn vanaf de inwerkingtreding van de Wro dan ook druk aan de slag gegaan om hun grondgebied van actuele bestemmingsplannen te voorzien. Op het niet voldoen aan deze actualisering is namelijk ook een sanctie gesteld: het verlies van de mogelijkheid tot invordering van leges.
Veel bestemmingsplannen die rond 2008/2009 zijn vastgesteld, staan nu op de rol om geactualiseerd te worden. De vaststelling van deze plannen valt dan in principe in de buurt van de beoogde inwerkingtreding van de Omgevingswet in 2019.
Achtergrond van de regeling
In de Omgevingswet komt de actualiseringsplicht te vervallen. Door invoering van dit wetsvoorstel wordt op de nieuwe wet geanticipeerd en daarmee vormt deze wet een onderdeel in de overgang naar het nieuwe stelsel van het omgevingsrecht.
Verder vindt de wetgever het belangrijk dat gemeenten nu al aan de slag gaan met het omgevingsplan, ondanks de overgangstermijn die de Invoeringswet Omgevingswet biedt. De bundeling van alle regels op het gebied van de fysieke leefomgeving in één samenhangend en consistent omgevingsplan wordt door de wetgever als een aanzienlijke opgave gezien. Door afschaffing van de actualiseringsplicht wordt daar tijd voor vrij gemaakt.
Wat houdt de regeling precies in?
De wet voorziet in de afschaffing van de actualiseringsplicht van bestemmingsplannen en beheersverordeningen die elektronisch raadpleegbaar zijn. Het gaat om de plannen die beschikbaar zijn gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl. Dat zijn:
- plannen die op grond van de Wro digitaal zijn vastgesteld overeenkomstig IMRO 2008 en 2012;
- plannen die zijn vastgesteld volgens IMRO 2006;
- plannen waarvan een ingescande versie beschikbaar is gesteld met de Praktijkrichtlijn Plancontour & PDF ‘PRPCP2008’.
Voor alle andere plannen blijft de actualiseringsplicht gehandhaafd. Deze regeling gaat ook gelden daar waar een provinciaal of rijksinpassingsplan van kracht is.
Inwerkingtreding
In de Memorie van Toelichting bij de wet is aangegeven dat voor een optimaal effect van deze wet het van belang is dat deze zo spoedig mogelijk in werking treedt. Het is de bedoeling dat er voor deze wet wordt afgeweken van de vaste inwerkingtredingdata van formele wetten op 1 januari en 1 juli van elk jaar alsmede van de minimale invoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding van de regeling. Daarmee lijkt het de bedoeling te zijn dat de wet al voor 1 juli a.s. in werking getreden zal zijn.
Wat betekent de inwerkingtreding van deze wet voor uw gemeente?
De afschaffing van de actualiseringsplicht is met name interessant wanneer een herziening van de geldende bestemmingsplannen en beheersverordeningen alleen wordt ingegeven door de actualiseringsplicht. Daarvoor is het wel noodzakelijk dat de te actualiseren plannen via www.ruimtelijkeplannen.nl raadpleegbaar zijn. Wij kunnen oude plannen voor u conform de eerder genoemde PRPCP2008 digitaal raadpleegbaar maken, zodat deze onder de reikwijdte van de nieuwe wet vallen.
Verder geeft de wetgever een duidelijk signaal om aan de slag te gaan met de Omgevingswet en dan specifiek met het omgevingsplan. Dat zou voor gebieden kunnen die aan actualisering toe zijn, waarbij dan bijvoorbeeld de verordeningen die de fysieke leefomgeving betreffen worden meegenomen. Hierin is op dit moment al een flinke slag te slaan!
Natuurlijk neemt het vervallen van de actualiseringsplicht niet weg dat er nog steeds de plicht bestaat tot een ‘goede ruimtelijke ordening’!
Ook aan concrete verzoeken tot herziening van bestemmingsplannen moet nog steeds op dezelfde gronden medewerking worden verleend. En indien in provinciale verordeningen een instructieregel is opgenomen, dat onderwerpen voor een bepaalde datum in een bestemmingsplan moeten zijn verwerkt, ontslaat het afschaffen van de actualiseringsplicht de gemeenteraad niet van de plicht het bestemmingsplan te herzien om aan deze verplichting te voldoen.
Bereikt Provincie Noord-Holland wat ze wil?
Op 10 juni 2016 is een ontwerp Provinciale Ruimtelijke Verordening ter inzage gelegd door de provincie Noord-Holland. Het is de bedoeling dat deze eind 2016 wordt vastgesteld. In de nieuwe Verordening moet een aantal zaken beter of anders worden geregeld ten opzichte van de bestaande Verordening. Met name de begrippen ‘bestaand bebouwd gebied’ versus ‘landelijk gebied’ en de regeling ten aanzien van het verstedelijkingsverbod in het landelijk gebied gaan op de schop.
Het is zonder meer toe te juichen dat de provincie blijvende aandacht heeft om de provinciale belangen goed te borgen. Het is goed dat de provincie er op toeziet dat zorgvuldig met de schaarse ruimte wordt omgegaan. Ons kwetsbare landelijk gebied dient in beginsel vrij te blijven van nieuwe bebouwing, zodat de bijzondere waarden (rust, openheid) blijven behouden. De vraag is wél of de provincie met de nieuwe Verordening bereikt wat ze wil bereiken.
Het punt is dat wanneer een bestemmingsplan bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State aangevochten wordt de rechter aan de letterlijke tekst van de Verordening toetst. Aan bedoelingen die eraan ten grondslag liggen wordt in de praktijk niet of nauwelijks getoetst. Om die reden halen bestemmingsplannen het niet bij de rechter en om deze reden ondervinden gemeenten en marktpartijen hinder.
Als bestaand bebouwd gebied werd beschouwd: ‘de bestaande of de bij een -op het moment van inwerkingtreding van de verordening- geldend bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing, uitgezonderd bebouwing op agrarische bouwpercelen en kassen’. Onder toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing wordt mede begrepen de daarbij behorende bebouwing ten behoeve van openbare voorzieningen, verkeersinfrastructuur alsmede stedelijk water en stedelijk groen van een stad, dorp of kern‘. Als landelijk gebied wordt gezien: ‘het gebied, niet zijnde het bestaand bebouwd gebied’.
De ruimte tussen bebouwing is volgens de definitie dus landelijk gebied. Dat is merkwaardig, want in overduidelijk stedelijke gebieden zijn genoeg onbebouwde ruimtes aanwezig, die volgens de Verordening nu als landelijk gebied moeten worden beschouwd. Verder is het vreemd dat er genoeg kassen in stedelijk gebied aanwezig zijn, die ook als landelijk gebied moeten worden aangemerkt. Het gaat nog verder: op een plek in stedelijk gebied waar sloop en nieuwbouw plaatsvindt, waarbij de nieuwbouw niet geheel voldoet aan het bestemmingsplan, moet die nieuwbouw ook als landelijk gebied worden aangemerkt! Een gebouw dat wordt teruggebouwd na de bestaande bebouwing te hebben gesloopt, laten we zeggen in hartje Amsterdam, met een andere hoogte dan is toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan moet dus worden aangemerkt als landelijk gebied. Deze laatste weeffout wordt (nog) niet herkend en dit leidt ertoe dat met de nieuwe ontwerp Ruimtelijke Verordening mogelijk nog niet wordt bereikt wat in mijn optiek wordt beoogd, namelijk de bescherming van het landelijk gebied. De verordening verwijst nu naar het begrip bestaand stedelijk gebied, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening, maar dit begrip is met een ander idee in het leven geroepen en leidt bovendien op zichzelf al weer tot onduidelijkheid.
Natuurlijk is het belangrijk dat plannen regionaal worden afgestemd, maar moet dit voor elk plan gelden? Zou een gemeente binnen het stedelijk gebied niet veel meer speelruimte moeten hebben? Een stad is immers nooit af; er zijn constant ontwikkelingen. Wat te denken van ‘kleine’ ontwikkelingen? Wat we belangrijk vinden, is dat er niet zomaar nieuwe bedrijventerreinen, nieuwe woonwijken, recreatieparken en wat al niet meer in ons kwetsbare landelijk gebied bijkomen. De beste manier om het landelijk gebied te beschermen, is en blijft dan ook de gebieden aan te wijzen, geometrisch te begrenzen dus. Dit kan je een Provinciaal Landschap noemen; omgekeerd kunnen ook de rode contouren worden aangewezen. In het digitale tijdperk is dit technisch een koud kunstje en leidt het tot een duidelijkere verbeelding van wat eigenlijk de provinciale doelstelling is. Het vergt alleen een getrouwe en zorgvuldige inventarisatie van het landelijk gebied.
Demografische Effectrapportage
De Demografische Effectrapportage voor Rijssen-Holten, die wij samen met de gemeente en PAS bv opstelden, ligt op dit moment ter inzage. Ter voorbereiding daarop is het stuk behandeld in de gemeentelijke commissie Algemeen bestuurlijke zaken en middelen (ABZM). Een mooi moment om een inkijkje te geven in dit project. Benieuwd naar onze Demografische Effectrapportage? U kunt hem downloaden via de website van de gemeente.
Anticiperen op de verwachte gevolgen
Demografische ontwikkelingen hebben effect op verschillende beleidsvelden. Zo kan een dalende beroepsbevolking effect hebben op economisch vlak, maar leidt dit mogelijk ook tot mobiliteitseffecten doordat het woon-werkverkeer afneemt. Op gemeentelijk niveau is er echter niet of nauwelijks invloed uit te oefenen op demografische veranderingen. Wél kunnen gemeenten anticiperen op de verwachte gevolgen. En dat is precies wat de gemeente Rijssen-Holten graag wil.
Een helder uitvoeringsprogramma
Samen met de gemeente en PAS bv onderzochten wij de te verwachten demografische ontwikkelingen in de gemeente Rijssen-Holten en gaven we inzicht in de consequenties daarvan op ruimtelijk, sociaal en financieel-economisch gebied. We stelden samen met de gemeente een helder uitvoeringsprogramma op. Daarmee is in één oogopslag duidelijk welke stappen de gemeente moet nemen om de mogelijkheden van de demografische veranderingen te benutten. Zo is Rijssen-Holten goed voorbereid op haar toekomst.
Drie scenario’s
Aan de basis van de Demografische Effectrapportage ligt een uitgebreide analyse van de demografische veranderingen. Groeit Rijssen-Holten of is er op langere termijn sprake van stabilisatie of zelfs bevolkingskrimp? Samen met de gemeente hebben we de verschillende beschikbare prognoses teruggebracht tot drie scenario’s: een positief scenario, een neutraal scenario en een negatief scenario. Zo ontstaat inzicht in de bandbreedte van bijvoorbeeld de woningbouwbehoefte of de behoefte aan zorgappartementen. In de komende jaren wordt de bevolkingsontwikkeling telkens gemonitord, zodat het uitvoeringsprogramma waar nodig bijgesteld kan worden.
Effecten op beleidsvelden
Demografische ontwikkelingen hebben soms verregaande gevolgen voor diverse beleidsvelden. Daarom brachten we een breed spectrum aan te verwachten veranderingen met bijbehorende consequenties in beeld. Wat is de verwachte bevolkingsontwikkeling en welke invloed heeft dit op het woningbouwprogramma? In hoeverre en wanneer treedt vergrijzing en ontgroening in? Wat betekent dit voor de zorg, onderwijs, overige voorzieningen en werkgelegenheid in de gemeente? Is de ambitie van Rijssen als (regionale) verzorgingskern ook op langere termijn gegrond? Wij gaven aan waar de kansen liggen en hoe de gemeente haar beleid nu al kan aanpassen om daar goed op in te spelen.
SAB werkt mee aan ‘Leuk om te leren’
Op zondagmiddag 13 november j.l. heeft een aantal medewerkers van SAB zich ingezet voor het project ‘Leuk om te leren’. We legden de circa vijfentwintig elfjarigen die deelnemen aan de Arnhemse Weekendschool uit wat de beroepen stedenbouwkundige en landschapsarchitect inhouden en welke opleiding je daarvoor moet doen. Vervolgens werd er in groepen, elk onder begeleiding van een SAB-er, gewerkt aan een ontwerp voor het Kerkplein in Arnhem. De afgevaardigden van SAB vonden het een leuke en leerzame middag. Het belangrijkste: dit leek voor de leerlingen ook te gelden!
Voor meer informatie over dit project zie www.leukomteleren.nl.
Artikel over Stadsdiagonaal
Wat een leuk artikel over de Stadsdiagonaal Zutphen op de website van Wienerberger, leverancier van onder meer bakstenen. Wienerberger leverde alle gebakken straatmaterialen voor de inrichting van de diverse historische straten die onderdeel uitmaken van de Stadsdiagonaal. We zijn er trots op dat ons inrichtingsplan nu als inspiratie wordt gebruikt voor andere projecten van Wienerberger.
Benieuwd van welke materialen gebruik is gemaakt? Lees dan hier het artikel van Wienerberger.
Lees hier meer informatie over de Stadsdiagonaal.
Kennismiddag Wet natuurbescherming
Op 13 en 27 oktober 2016 organiseren Dirkzwager Advocaten & Notarissen, Wieringa Advocaten en SAB een kennismiddag over de Wet natuurbescherming, waarvoor wij u graag uitnodigen.
Zoals het er nu naar uitziet treedt op 1 januari 2017 de nieuwe Wet natuurbescherming in werking. Deze wet vervangt de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. De bedoeling is dat dit leidt tot een meer eenduidige regeling voor de te beschermen natuur. Verder komen er meer bevoegdheden bij de provincies te liggen en tot slot zal de wet beter aansluiten bij Europese regelgeving.
Tijdens de kennismiddag praten wij u bij over de belangrijkste wijzigingen die de Wet natuurbescherming met zich meebrengt voor de dagelijkse praktijk, zodat u zich hierop kunt voorbereiden. Wat betekent de wet voor de soortenbescherming en de gebiedsbescherming? Hierbij leggen we uiteraard een link met de bestaande natuurwetgeving en het huidige ruimtelijk recht c.q. de planvorming onder de Wet ruimtelijke ordening. Ook wordt ingegaan op het overgangsrecht, zodat duidelijk is wanneer u daadwerkelijk te maken krijgt met de nieuwe regels. Omdat de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) blijft bestaan onder de Wet natuurbescherming en deze een belangrijke invloed heeft op de dagelijkse ruimtelijke ordeningspraktijk, vertellen wij u tevens over de eerste ervaringen met de PAS. Hierbij wordt aandacht besteed aan zowel de vergunningverlening onder de PAS als de (on)mogelijkheden van de PAS bij het vaststellen van ruimtelijke plannen.
Na deze kennismiddag heeft u een beeld van de gevolgen van de Wet natuurbescherming voor soortenbescherming en gebiedsbescherming. Tevens krijgt u inzicht de meest recente stand van zaken aangaande de PAS.
Uiteraard bieden wij op deze middag de mogelijkheid voor discussie met de aanwezigen.
Download onze folder over de kennismiddag.